ER IS TOEKOMST
De Kracht van Omhoog die u in handen hebt, is de allerlaatste van een lange, lange rij. Dit jaar zou ons blad 60 jaar bestaan hebben. Maar dat halen we niet meer. Van nu af aan zal KvO in de huidige vorm niet meer verschijnen.
Gelukkig is dit – zoals we elders in dit blad kunnen lezen – niet het definitieve einde. Als Stichting Uitgeverij Rhemaprint hopen we in de toekomst nog altijd het volle evangelie uit te dragen.
Ook geestelijk hebben we grote verwachtingen. Hoewel de afgelopen tijd niet gemakkelijk geweest is, zien we voor de toekomst grote perspectieven. We willen doen wat Paulus ons leerde: ‘vergeten wat achter ons ligt, en ons uitstrekken naar wat voor ons ligt en jagen naar het doel ‘om de prijs der roeping Gods, die van boven is, in Christus Jezus’.
Vergeten wat achter je ligt, houdt niet in dat je mensen vergeet die je lief zijn geweest, of dat je gebeurtenissen en belangrijke feiten uit je geheugen wist. Het betekent wel dat je je toekomst niet laat bepalen door wat gebeurd is, maar door wat Christus Zelf voor ons heeft weggelegd. Als je je daarmee gaat bezighouden en je ogen gericht houdt op de heerlijke beloften die God heeft voor de tijd die komt, dan weet je dat er grote perspectieven bestaan voor het volk van de Heer.
DE HOOP VAN GODS KINDEREN
Een van de rijkste bijbelgedeelten in dit verband is wel Romeinen 8:18 e.v. In dit gedeelte komt Paulus tot de conclusie dat er (nog) veel verdriet en nood in deze wereld bestaan. Hij spreekt over een ‘zuchtende schepping’. Maar de apostel heeft ook het oog gericht op heerlijke vergezichten. In vers 18 zegt hij ‘dat het lijden van de tegenwoordige tijd niet opweegt tegen de heerlijkheid, die over ons geopenbaard zal worden’. Een vrouw die een baby ter wereld brengt, lijdt veel nood en pijn. Zo is er ook in de wereld veel zuchten en verdriet. Maar zoals de vrouw vreugde ervaart als zij daarna haar kind in de armen houdt, zo ook zullen uit de ‘barensnood’ van deze wereld de zonen Gods tevoorschijn komen (vers 19 en 23). Voor Gods kinderen zullen er heerlijke tijden aanbreken! Dit zal niet alleen het geval zijn na de dood of bij de wederkomst van Christus. Ook nu al mogen wij uitzien naar die tijd van overwinning.
De Zonen Gods
Hoe zullen deze zonen Gods eruitzien? Ik denk dat het kinderen van God zullen zijn die door de kracht van de Heilige Geest de zonden in hun leven overwonnen hebben. Het zullen gelovigen zijn die een heilig en rein leven hebben en die vol overgave en zelfverloochening de Heer dienen. Zij zullen vol zijn van de Heilige Geest en zo ‘de verlossing van het lichaam’ in eigen bestaan ervaren. Maar ze zullen ook anderen tot zegen mogen zijn in genezing en bevrijding. Op die wijze zullen zij veel ongelovigen tot de Heer brengen. Zij zullen God liefhebben boven alles, en hun naaste als zichzelf.
VERSCHILLENDE STROMINGEN
De grote vraag is nu: in hoeverre wordt dit voor ons en onze gemeenten al gerealiseerd? Onder volle-evangeliechristenen wordt daar op verschillende wijzen over gedacht.
- Er zijn mensen die geloven dat we alles al ontvangen hebben. We mogen nu reeds de hand leggen op alles wat God beloofd heeft, zeggen zij.
- Anderen denken dat we in principe alles reeds bezitten, maar dat we er nog in moeten groeien. Zoals een klein kind reeds alle mogelijkheden in zich draagt, zo ook hebben Gods kinderen de gaven en de krachten van de Heer ontvangen. Een klein kind zal echter pas in de loop van de tijd al zijn functies tot ontwikkeling zien komen. Het zal leren lopen, leren spreken, leren lezen en rekenen en misschien ook wel leren pianospelen. Wie een kind van de hemelse Vader is geworden, heeft al Zijn heerlijke beloften tot zijn beschikking gekregen. Pas bij het opgroeien zullen deze steeds meer gebruikt worden. We zullen ons daarbij wel in een goed geestelijk klimaat moeten bevinden.
- Een derde groep leert dat we onszelf erg moeten inspannen om Gods heerlijkheid in het leven geopenbaard te zien. We zullen veel moeten bidden, in de Bijbel moeten lezen. We zullen zelf in actie moeten komen met het uitwerpen van demonen en het genezen van zieken, willen wij daar de resultaten van kunnen zien. En vóór alles zal de gemeente op haar plaats moeten komen.
- Ten slotte zijn er ook christenen die leren dat we moeten wachten op de werking van Gods Geest. Als de tijd ervoor rijp is, zal God Zelf de stromen van zegen gaan geven die Hij beloofd heeft aan Zijn kinderen.
GOD HEEFT ONS ALLES IN HANDEN GEGEVEN
Voor de eerste opvatting is veel te zeggen.
De Bijbel doet op sommige plaatsen overduidelijke uitspraken:
Psalm 103:
Die al uw ongerechtigheden vergeeft, die al uw krankheden geneest, die uw leven verlost van de groeve, die uw ziel verzadigt met het goede, zodat uw jeugd zich vernieuwt als die van een arend.
Als je deze woorden voor waar houdt, zullen er spectaculaire wonderen in je leven (moeten) gebeuren.
Ook Jezus’ woorden spreken duidelijke taal. Johannes 14:12:
Wie in Mij gelooft, de werken die Ik doe, zal hij ook doen, en grotere nog dan deze.
Of Marcus 16:17:
Als tekenen zullen deze dingen de gelovigen volgen: In Mijn naam zullen zij boze geesten uitdrijven. Op zieken zullen zij de handen leggen en zij zullen gezond worden.
Wie voldoende geloof heeft, zal al deze dingen ervaren in zijn leven. En soms gebeurt dit ook. Maar in de praktijk blijkt het vele malen niet op te gaan. En dan?
Een voorganger die een sterk aanhanger was van deze eerste opvatting, werd in zijn gemeente geconfronteerd met het feit dat een zuster, ondanks de vele gebeden, toch aan kanker overleed. Toen hem de vraag werd gesteld hoe hij dit kon rijmen met zijn theorieën, was zijn antwoord: “Ik heb niets te maken met een dode zuster, ik heb alleen te maken met een levende Heer, en met zijn beloften uit de Bijbel.” Uit dit antwoord bleek wel dat hij geen raad wist met het gebeurde.
Paulus, onze grote voorganger, moest ook erkennen dat hij het allemaal nog niet op een rijtje had. Als hij in Filippenzen 3:11 spreekt over de ‘opstanding uit de doden’ (de verlossing van het lichaam dus), moet hij toegeven: “Niet, dat ik het reeds zou verkregen hebben of reeds volmaakt zou zijn, maar ik jaag ernaar, of ik het ook grijpen mocht.”
Trouwens ook in Romeinen 8 – het gedeelte dat spreekt over het openbaar worden van de zonen Gods – zegt hij, dat niet alleen de mensen van de wereld, “maar ook wij zelf, die de Geest als eerste gave ontvangen hebben, zuchten in de verwachting van het zoonschap, de verlossing van ons lichaam.”
In 1 Korintiërs 13 schrijft de apostel: “Want onvolkomen is ons kennen en onvolkomen ons profeteren.” Later vervolgt hij met de woorden: “Nu zien wij nog door een spiegel in raadselen… Nu ken ik nog onvolkomen.”
GROEIEN NAAR DE VOLMAAKTHEID
In het licht van het voorgaande moeten we constateren dat de tweede opvatting meer logica in zich bergt dan de eerste. Zowel in Romeinen 8 als in Efeziërs 4:13 en 15 spreekt Paulus over het opgroeien tot zonen Gods. In wezen hebben wij de beloften van God voor onze gemeenten en ons leven van Hem ontvangen. Wij zijn echter kinderen die deze gaven nog niet ten volle kunnen hanteren. Wanneer in de gemeente de bedieningen tot ontwikkeling zullen komen, zullen we opgroeien tot de geestelijke volwassenheid. Dan zullen we ook de heerlijkheid van Gods kracht gaan ervaren (Ef. 4:11 en 12).
IK JAAG ERNAAR
Toch is – zoals de derde groep terecht gelooft – het verkrijgen van Gods heerlijkheid niet zo’n automatisme als de tweede groep denkt. Er zal meer aan te pas moeten komen dan alleen maar rustig doorgroeien in een goed geestelijk klimaat. In Filippenzen 3:12 zegt Paulus dat hij ernaar jaagt, of hij het ook grijpen mag. Het is een geweldige krachtsinspanning waarbij je alles op alles zet, zoals ook een hardloper zich voor de volle 100% inzet om het doel te bereiken.
De Hebreeënschrijver zegt dat we met volharding die wedloop moeten lopen en dat we alle last en alle zonde moeten afleggen, zoals een atleet al het teveel aan kleding uittrekt (12:1 en 2).
In het al eerder aangehaalde gedeelte van Efeziërs 4, waar Paulus spreekt over het opgroeien tot de mannelijke rijpheid, wijst hij tevens op de inspanningen die de Efeziërs zich daarbij moeten getroosten. Zij moeten zich ‘beijveren’ om:
- de eenheid des Geestes te bewaren.
- met elkaar in vrede verbonden te blijven.
- één te worden: één Here, één geloof, één doop en één God en Vader.
- de bedieningen tot ontwikkeling te brengen.
- de liefde tussen de broeders en zusters te stimuleren.
In andere gedeelten kunnen we nog meer items vinden.
- In Hebreeën 5 en 6 lezen we dat het geestelijke groeien te maken heeft met de kennis van het Woord.
- De lofprijzing onder Gods kinderen zal ervoor zorgen dat we zijn heil zullen zien.
- Ook het spreken in tongen zal de heerlijkheid van de Heer dichterbij brengen.
DE LATE REGEN
Ten slotte zijn er nog de mensen die vol geduld wachten tot de Heer zelf met zijn Geest begint te werken. Ook hun standpunt heeft een Bijbelse basis. Zegt Jakobus niet: “Hebt geduld, broeders, tot de komst des Heren! (de komst met zijn zegen en heerlijkheid). Zie, de landman wacht op de kostelijke vrucht des lands en heeft geduld, totdat de vroege en de late regen erop gevallen is. Oefent ook gij geduld, sterkt uw harten, want de komst des Heren is nabij!”?
WAT IS WAARHEID?
Welke van de vier opvattingen is juist?
Ik denk dat het een typisch Nederlandse trek is om een afgepast antwoord op deze vraag te willen hebben. (Misschien dat er daarom ook zo weinig wonderen en tekenen gebeuren in Nederland). Als je dan een antwoord hebt ontvangen, houd je je er krampachtig aan. Als het in de praktijk niet blijkt te werken, heb je een probleem.
Ik denk echter dat we van alle standpunten heel veel kunnen leren omdat zij alle één bepaald facet van de waarheid accentueren.
- Als God zijn beloften geeft, zijn deze voor ons ja en amen. Dat mogen en moeten wij altijd vasthouden. Wat in Gods Woord geschreven staat is waar. Beloften van vergeving, levensvernieuwing, bewaring, genezing en bevrijding – wij mogen ze alle ter harte nemen. Ermee leven en ernaar handelen.
Wij leven echter nog in een gebroken schepping. En ook wijzelf zijn nog niet volmaakt. (Helaas maken we ons dikwijls meer zorgen om het feit dat nog niet alle zieken genezen, dan om het probleem dat we de zonde in ons leven nog niet overwonnen hebben). Wij kunnen – net als Paulus – lang niet alles begrijpen wat er gebeurt. Echter, naarmate wij meer in de tegenwoordigheid van de Heer leren leven, zullen we ook de zegeningen en de genade van zijn Koninkrijk ervaren en krijgen we een helderdere kijk op de geestelijke dingen.
- Omdat we nog niet alles gegrepen hebben, zullen we moeten groeien: in contact met de Heer. In de kracht van de Heilige Geest. In geloof.
- We mogen onszelf ook inzetten. We mogen jagen naar de volmaakte vervulling van Gods beloften. We zullen Gods Woord moeten onderzoeken. Moeten bidden. De gemeente zal op haar plaats moeten komen en de bedieningen zullen ontwikkeld moeten worden. We zullen moeten streven naar de gaven des Geestes. De zonden in ons leven en in de gemeente zullen overwonnen moeten worden. Zo kunnen we dichter komen tot de volmaaktheid en de openbaring van Gods heerlijkheid.
- We zullen echter ook mogen wachten op de dingen die God zelf op zijn tijd wil vervullen. Daar zullen we geloof en geduld voor moeten hebben. Door onze inspanningen zullen we ze niet kunnen bespoedigen en ook niet kunnen vertragen. Het zijn de tijden en gelegenheden die God zelf in zijn hand gehouden heeft. Door dicht bij de Heer te leven en geduldig te wachten zullen we herkennen als de tijd van de vervulling gekomen is. Zo hebben wij nog een tijd van grote volheid van de Heilige Geest te wachten: De late regen. Vol verwachting zien we daarnaar uit. Ook in ons persoonlijke of gemeentelijke leven zullen er beloften zijn die nog wachten op een bepaalde tijd.
God heeft ons heerlijke beloften gegeven in zijn Woord. Laten we geloven dat die voor ons zijn. Wanneer we tegen momenten oplopen waarin profetieën niet vervuld lijken te worden, dan mag dit voor ons geen reden zijn het volle evangelie de rug toe te keren. Ook moeten we ons niet bezighouden met de schuldvraag: ‘Onze gemeente is niet geestelijk genoeg! Er wordt niet voldoende gebeden! Onze voorganger en oudsten hebben niet genoeg geloof! Er is nog zonde onder de broeders en zusters! Men is te egoïstisch!’ Wie op deze toer gaat, legt de basis voor een scheuring in de gemeente. Positief geloof en gebed; liefde en respect onder de gemeenteleden en de leiding – dat zijn de dingen die de situatie kunnen veranderen.
Laten we ons daarom vol blijdschap en geloof uitstrekken naar wat God beloofd heeft. Zijn beloften liggen onder handbereik. We behoeven ons er alleen maar naar uit te strekken: ‘Want wel wacht het gezicht nog tot de bestemde tijd, maar het spoedt zich zonder falen naar het einde; als het vertoeft, verbeid het, want komen zal het gewis; uitblijven zal het niet!’
Is dat geen heerlijke zekerheid?!