Deze keer een getuigenis van broeder en zuster Herremans, Boksdoornstraat 101, Ridderkerk – telefoon: 01804-16129
Al waren zowel mijn vrouw als ik belijdend lid van de Nederlands Hervormde kerk, toch betekende het geloof niet veel voor ons. We gingen meestal zondags wel naar de kerk, maar het deed ons in wezen niets. Toch hadden we wel behoefte aan een reëler geloofsleven.
Toen de bekende Amerikaanse evangelist Billy Graham in Rotterdam kwam spreken, wilden wij dat wel eens meemaken. We hadden gelezen dat die bijeenkomsten bij veel mensen een nieuw leven hadden teweeggebracht; er moest iets van uitgaan. En dat wilden we dan wel eens met eigen ogen aanschouwen.
Zo gingen wij, met verschillende familieleden van mijn vrouw, naar het stadion waar die massale bijeenkomst gehouden zou worden. En het maakte inderdaad indruk op ons, zowel de prediking als de uitnodiging. Honderden mensen kwamen naar voren, om zich te bekeren of opnieuw hun leven aan de Heer over te geven. Maar wij gingen niet, we begrepen het niet allemaal. We waren toch lid van de kerk, en wat moest er dan nog meer gebeuren?
We zagen niet dat we ons moesten bekeren, om werkelijk dat nieuwe leven te ontvangen waar de Bijbel over spreekt. Zekerheid van het geloof en de blijdschap daarvan waren ons onbekend.
Later kwamen we bij Hermann Zaiss terecht, wat nog meer indruk op ons maakte. Een uitnodiging werd er evenwel niet gedaan. Mijn vrouw was tot tranen toe geroerd, vooral zij voelde de leegte in haar hart, een innerlijk gemis.
De impulsen die wij door die geweldige bijeenkomsten ontvangen hadden, verdwenen op den duur weer. Ons leven bleef in geestelijk opzicht dor en doods. We bleven ‘nette zondaars’.
Inmiddels waren wij getrouwd en raakte mijn vrouw in verwachting. De zwangerschap betekende voor haar geen pretje, want ze kreeg veel last van haar rug. Dit werd er na de geboorte van onze eerste (een zoon) niet beter op. De dokter constateerde een fikse hernia; ze zou daarom zeker zes weken plat moeten liggen. Maar ze kon dit gewoon niet; de drang om ons kind zelf te helpen was sterker. Ze moest ervoor op de knieën liggen, maar ze deed het. De pijn werd steeds erger.
In die tijd gebeurde het dat bij haar moeder iemand aan de deur kwam met ‘Kracht van Omhoog’. Daar werd een boekje in aanbevolen van Osborn, getiteld: ‘Zeven stappen tot genezing’. Dit interesseerde mijn schoonmoeder, omdat haar man een paar dagen later geopereerd zou worden aan zijn arm.
Voordat het echter zover was, ging deze in Rotterdam-Zuid op zoek naar het adres waar ze die boekjes verkochten. Hij kwam zodoende terecht bij de voorganger van de Filadelfia-gemeente (die later onze voorganger zou worden). Deze begon met hem een gesprek en vroeg hem of hij Jezus kende als zijn Heiland. Na dit gesprek over de behoudenis van de ziel, vroeg die broeder of hij zou bidden voor de aandoening in die arm. Hij legde mijn schoonvader de handen op en bad voor zijn lichamelijk probleem. De Heer verhoorde dat gebed en schonk genezing. De operatie was niet meer nodig!
Dit wonder maakte op ons allemaal grote indruk. Met als gevolg dat het boekje over geloofsgenezing door de hele familie ging.
Toch sloeg het bij mij niet aan. Ik huiverde terug voor die pinksterachtige samenkomsten waar ze me naartoe wilden laten gaan. Toen diezelfde gemeente echter een filmavond zou houden in Slikkerveer, was ik bereid om mee te gaan.
Ze zouden een film draaien van Osborn, namelijk: ‘Java-oogst’. Het begin was geen overweldigend succes: de lamp van de filmprojector deed het niet, en toen dat was verholpen was er geen geluid. Dit sterkte mij in mijn overtuiging dat het allemaal maar klungelwerk was. Zoiets kon toch nooit van God zijn? Doch wat die film te zien gaf en wat die voorganger er allemaal als uitleg bij vertelde, maakte diepe indruk op mij.
Na de vertoning knoopte hij er nog een toespraakje aan vast en vroeg op een gegeven moment wie van de aanwezigen die machtige Jezus – die daar op Java zoveel wonderen gedaan had – ook zelf wilde leren kennen. Verschillende mensen staken de hand op, ik ook. Nog meer vragen werden gesteld, stap voor stap werden we zover gebracht dat we gingen opstaan, waarna ons gevraagd werd om naar voren te komen.
Ik had er al lang spijt van dat ik mijn hand had opgestoken, maar nu kon ik niet meer terug. Zo baden we met z’n twaalven het zondaarsgebed mee. Mijn vrouw was er ook bij, evenals haar ouders en haar zuster. Toch heeft de Heer dit prille begin gezegend. Hij kende de hunkering van ons hart.
Mijn vrouw tobde echter nog steeds met die aandoening in haar wervelkolom. We gingen daarom meer lezen over gebedsgenezing. Dit had tot gevolg dat niet lang daarna diezelfde voorganger met haar bad voor genezing.
Het was heerlijk voor haar te ervaren dat de pijn verdwenen was. Ze kon weer bukken en zelfs hardlopen!
Van geestelijke strijd en beproeving hadden we echter nog geen weet. En toch kregen we daarmee te maken, want toen mijn vrouw van haar genezing ging getuigen, kwam de vuurproef. De pijn kwam in alle hevigheid terug. En omdat we er geen kijk op hadden, dachten we dat het kwam omdat zij er niet voldoende geloof voor had gehad. Toch was de Heer genadig en heeft Hij ons door deze beproeving heen geleid. Na een maand of drie brak de genezing definitief door!
Aanvankelijk gingen wij zondags ’s morgens nog naar de kerk en ’s avonds naar de gemeente. Na een paar maanden hebben we evenwel volledig met de kerk gebroken. We voegden ons nu helemaal bij de gemeente. Ook lieten we ons dopen.
Niet lang daarna werd ik uitgenodigd voor een zogenaamde ‘werkersdag’ van de gemeente. Daarbij vroeg de voorganger mij of ik geloofde dat ik de Heilige Geest nodig had in mijn leven. Ik beaamde dit volmondig en wilde hier graag voor laten bidden.
Dus werden mij de handen opgelegd voor de doop met de Heilige Geest. Het was maar een klein zetje wat ik nodig had, want ik stond er helemaal voor open. Zo ontving ik Gods Geest en kon ik voortaan de Heer ook grootmaken in nieuwe tongen. Mijn vrouw volgde dit voorbeeld in de eerstvolgende samenkomst van de gemeente.
Nadien is de Heer met ons verder gegaan. We draaiden volledig mee in het gemeenteleven. Zelf mocht ik op den duur ook bidstonden en bijbelstudies leiden en werd ik later tweede voorganger.
Helemaal actief werden we toen er een kerkbouwactie van start ging bij ons. Tonnen en nog eens tonnen papier werden er opgehaald, waarvan de opbrengst bestemd was voor het bouwfonds van de nieuwe kerk. Het was een enorm karwei, waar we met velen in de gemeente de schouders onder gezet hebben. Het resultaat is geweest dat we een prachtige, ruime kerk konden laten bouwen.
We hebben ons helemaal gegeven, zowel aan de gemeente als aan onze voorganger. Hij was in alle opzichten de leider die wij volgden. De Heer had hem immers vele malen gebruikt in ons leven: voor bekering, waterdoop, Geestedoop en voor genezing.
En vanzelfsprekend kweekt dat een band.
Achteraf bezien waren we wel wat eenzijdig opgevoed op geestelijk gebied, want we wisten niets van andere groepen af. We hadden trouwens ook geen behoefte aan andere contacten. Toch zou het zo niet blijven.
Er is een periode geweest dat op de boekentafel in onze gemeente altijd nummers van ‘Kracht van Omhoog’ lagen uitgestald. Dat was in de tijd dat onze voorganger zelfs eens een week met broeder Van den Brink op tournee ging om het evangelie te verkondigen in Zeeland, Zeeuws-Vlaanderen en België.
Op een gegeven moment misten we echter het blad op de boekentafel. En sindsdien hebben we het er ook nooit meer gezien. Een verklaring van dit abrupt breken met dit tijdschrift werd niet gegeven. Het zat ‘m natuurlijk in de boodschap die ‘Kracht van Omhoog’ steeds duidelijker ging verkondigen en waarmee onze gemeente niet accordeerde.
Later werden we helemaal aan het denken gezet toen we bemerkten dat het met het profeteren bij ons de verkeerde kant uitging. Verschillende keren bleek overduidelijk dat er geprofeteerd was over dingen die niet uitkwamen. En daar werd dan verder helemaal niet meer over gepraat. Wie dan toch de moed had om daarover te beginnen, kreeg te horen ‘dat het toch van de Heer geweest was’. Dit kwam bij ons over als een vorm van dom fanatisme, waar de Heer niet mee gediend is. Een andere keer vroeg een van de broeders aan de voorganger of hij ‘de leer van broeder Van den Brink’ nu eens duidelijk wilde weerleggen. Het antwoord was: ‘Het zit in ieder geval geraffineerd in elkaar’. Maar een weerlegging werd niet gegeven. En zoiets stemt tot nadenken.
Ik had al zoveel kritiek op ‘Kracht van Omhoog’ gehoord en miste steeds weer steekhoudende argumenten, zodat ik besloot zelf eens een studie te maken van verschillende leringen die in ‘Kracht van Omhoog’ uitgedragen worden.
Het was in diezelfde tijd dat ik met iemand een gesprek kreeg over erfzonde. De bewijsvoering die ik toen aanhaalde, bleek mij opeens helemaal niet overtuigend meer. Ik begon aan mijzelf te twijfelen.
Een poosje later las ik een artikel over ditzelfde onderwerp in ‘Kracht van Omhoog’. Toen werd het me duidelijk hoe deze zaak in feite ligt. Ik zag dat de mens niet van nature slecht is, maar tot slechte daden verleid wordt door de satan.
We besloten een abonnement op dit blad te nemen en gingen het steeds intensiever bestuderen. Heel wat dingen werden ons nu duidelijk; ook zagen we steeds meer dat we dwalingen moesten loslaten. Ons denken werd vernieuwd. Dit had bij mij tot gevolg dat ik mijn vernieuwde inzichten begon door te geven in de bijbelstudies. En dat bleek voor velen voedsel te zijn waar ze naar hunkerden. De bijbelstudies/bidstonden groeiden.
Terwijl we in de gemeente altijd geleerd hadden dat we nietige mensjes waren en bleven, zagen we nu dat de Heer ons een verheven plaats heeft toebedacht. Opgroeien tot het volle zoonschap – het betekende voor ons een openbaring! Een door en door bijbelse openbaring.
We werden dan ook geen ‘volgelingen van Van den Brink’, wat ons wel eens verweten werd, maar discipelen van het Koninkrijk der hemelen, waar Jezus Zelf altijd over gesproken had. We gingen nu waarlijk geloven in de leer die de apostel Paulus zo duidelijk verkondigde en die in onze bijbel zwart op wit is neergelegd. Het plafond waar we jaren lang tegen aangekeken hadden, begon te wijken. Er kwam een wijds perspectief!
Sinds wij die nieuwe inzichten doorgeven, zijn er velen die erdoor gezegend worden. Maar het heeft ook scheiding gebracht. Dit is nu eenmaal onvermijdelijk. Het deed ons pijn, te bemerken dat wij los kwamen te staan van broeders en zusters waar we jaren lang mee waren opgetrokken.
Als je vijftien jaar lang in een gemeente zit, ga je niet om kleinigheden een dergelijke scheiding aan. Maar het ging niet om kleinigheden. De zaak van de Heer was in het geding; Hij wil een gemeente zonder vlek en zonder rimpel, die Hij met trots aan de Vader kan voorstellen. Hij wil niet een gemeente van ‘kleine, nietswaardige mensen die in het stof kruipen’, maar Hij wil Gods kinderen als zonen Gods tot openbaring brengen.
Wanneer je dat eenmaal gaat zien, kun je op een lager niveau niet meer leven. De liefde tot de Heer én tot zijn plan moet prevaleren, zelfs over de liefde tot de broeders en zusters waar je zo lang mee hebt omgegaan. Het is duidelijk dat wij onszelf in de gemeente onmogelijk maakten toen wij de volle boodschap, zoals God het bedoelt, begonnen door te geven. Het einde in die gemeente brak voor ons aan. Maar dit werd een nieuw begin. Dat wisten we zeker.
Nadat we buiten de gemeente waren komen te staan, vroegen we ons af: ‘Wat nu?’ We zijn op verschillende plaatsen ons licht gaan opsteken; diverse gemeenten bezochten we. We werden overal vriendelijk ontvangen, maar het sloeg toch niet erg bij ons aan.
Omdat we veel uit ‘Kracht van Omhoog’ hadden geleerd, dachten we natuurlijk wel over de volle-evangeliegemeente in Gorinchem, maar we kwamen er niet zo gauw toe om daarheen te gaan. Vooral mijn vrouw durfde het niet erg aan.
Ik besloot eerst eens poolshoogte te gaan nemen op een bijbelstudie waar broeder Van den Brink zou spreken. Daar werd het eerste persoonlijke contact gelegd en kon ik een bandje opnemen van de boodschap die er gebracht werd. Die hebben we thuis samen nog eens beluisterd, waarna we besloten maar eens naar die gemeente in Gorinchem te gaan op zondag.
We hebben dat verschillende keren gedaan en werden er geestelijk opgebouwd. We waren er natuurlijk minder thuis dan in onze vroegere gemeente, maar de boodschap die er gebracht werd, deed het. Daar zat veel meer in dan wij gewend waren. Hier werd de hoge weg gepredikt en geloofd. En daar haakte ons hart naar.
Ook bezochten we de ontmoetingsdag in Amersfoort. Steeds beter gingen we zien dat het mogelijk is om uit te groeien tot een waarlijk geestelijk mens. ‘We moeten doorgaan’, zeiden mijn vrouw en ik tegen elkaar. En we zijn doorgegaan.
Na ons uittreden uit de gemeente gingen gelijk een heel stel jonge mensen met ons mee die bij ons in de jeugdgroep hadden gezeten. Dat hadden we niet gezocht, maar was een spontaan gevolg van de geestelijke honger die ook bij die jongelui aanwezig was. En ook zij hadden iets geproefd van het meerdere dat de Heer voor zijn kinderen bedoeld heeft.
Het gevolg is geweest dat we iedere dinsdag contactavond hebben (na dit enige keren thuis te hebben gedaan) in een speeltuingebouwtje aan de ‘Pinksterweide’ te Rotterdam-Zuid.
Zaterdags houden we, afwisselend bij verschillende anderen thuis, onze bidstonden en zondagsmorgens hebben we onze samenkomst in een wijkgebouw aan de Slinge, eveneens te Rotterdam-Zuid. We hebben al een flinke groep en vertrouwen erop dat de Heer nog meer zal toevoegen.
Bovenal geloven we dat Hij de geestelijke groei zal geven waar we naar hunkeren. Het is immers die groei, die geestelijke wasdom, die ons ertoe gebracht heeft om het oude achter ons te laten en de hoge weg verder te gaan bewandelen.
Wanneer wij de afgelopen jaren eens overzien, zijn we dankbaar voor alle zegen en liefde die wij ontvangen hebben te midden van de broeders en zusters in onze vorige gemeente. Het is een stuk van ons leven geweest. Er is in ons hart dan ook geen bitterheid, maar wel vastberadenheid. Vastberadenheid om niet op onze gevoelens te leven, doch doelbewust de weg te gaan die de Heer aanwijst.
Dat de weg der waarheid scheiding brengt, hebben wij als onvermijdelijk aanvaard. De weg van Jezus is steil en smal, we bemerken het, maar het is een heerlijke weg. Omdat hij voert naar de top van de berg.
En op lager niveau willen wij niet verkeren. Omdat dit Gods wil is. Hij heeft ons geroepen tot Zijn heerlijkheid en macht. Met minder dan die heerlijkheid kunnen wij geen genoegen nemen.
Wij geloven, dat Hij die een goed werk in ons (en in vele anderen) begonnen is, dit ook zal voleinden. Als wij maar gehoorzaam zijn aan Zijn Woord. Prijs de Heer voor het perspectief dat Hij geeft. Halleluja!